vrijdag 11 april 2014

Designing Instruction for Constructivist Learning

Als ik denk aan constructivisme dan denk ik ook direct aan bijvoorbeeld ontdekkend leren, samenwerkend leren, coöperatief leren, hands-on leren en wat al niet meer. Wat in onderwijsland nog wel eens opvalt is dat er geredeneerd wordt vanuit vorm, en niet vanuit het leren. Ook ikzelf maak me daar schuldig aan, ik propageer bijvoorbeeld samenwerken en 'leren van je fouten' zonder precies te weten welke invloed dit heeft op het leren. Mayer (1999) doet het precies andersom. Hij beschrijft heel precies welke cognitieve processen er een rol spelen bij constructivistisch leren en vertaalt dat naar hoe (een deel) van de instructie er uit zou moeten zien. De vraag die hij daar bij stelt:
Hoe ontwerp je een directe instructie die constructivistisch leren bevordert, terwijl de lerende alleen cognitief actief is?
Directe instructie
Mayer gaat alleen in op een directe vorm van instructie: door middel van boeken, mondelinge instructie of multimedia.

Constructivistisch leren
Het constructivisme gaat er niet van uit dat lerenden een vat zijn waar je kennis in kunt gieten. Het constructivisme gaat er wél van uit dat lerenden kennis 'construeren' in hun werkgeheugen. Ze geven betekenis aan het materiaal of de omgeving waar ze mee in aanraking komen. Daar heeft de al aanwezige kennis ook invloed op!

Mayer beschrijft constructivistisch leren als actief leren, waarin de lerende verschillende cognitieve processen gebruikt tijdens het leerproces.

Je kunt op twee verschillende manieren actief zijn tijdens het leren: in gedrag en cognitief. Een invuloefening is een voorbeeld van actief leren, het is echter niet gezegd dat je daar dan ook cognitief actief bent. Constructivistisch leren wordt vooral bereikt als de lerende cognitief actief is. De ontwerper van de instructie moet daar dus naar streven.

Het resultaat van constructivistisch leren is 'good retention' en 'good transfer'. Je kunt je dus goed herinneren/reproduceren maar het geleerde ook toepassen in nieuwe situaties. Dat noemt Mayer problem solving transfer.

Er zijn drie voorwaarden voor problem solving transfer: skill, metaskill en will. Metaskill gaat over zelfregulatie en metacognitie, will gaat over motivationele aspecten. Mayer gaat in dit hoofdstuk alleen in op skill. Hierin onderscheidt hij drie cognitieve processen (selecteren, organiseren, integreren) die belangrijk zijn voor constructivistisch leren. Dit verwerkt hij in het SOI model waarin hij die cognitieve processen in kennisconstructie laat zien.



Bron
Selecteren
Aangezien het werkgeheugen beperkt is, zal de lerende een selectie moeten maken uit de binnenkomende beelden (plaatjes, film, ...) en woorden. Er moet dus direct bepaald worden wat van belang is en wat niet. Het instructiemateriaal speelt hier een rol in door de aandacht van de lerende te richten op dat wat belangrijk is. Dat kan door opmaak (vetgedrukt, cursief, etc) maar ook door vragen te stellen over de belangrijkste delen van de informatie.  Een belangrijke conclusie hier: 'less is more'. Des te meer overbodige informatie er wordt weggelaten, des te beter is de lerende in staat om te selecteren.

Organiseren
In het werkgeheugen wordt vervolgens de geselecteerde informatie in samenhang georganiseerd. Bijvoorbeeld in een oorzaak-gevolg schema. De afzonderlijke stukjes informatie worden samen een representatie van de instructie. Het instructiemateriaal kan hier een belangrijke rol in spelen door het materiaal al in samenhang te presenteren. Bijvoorbeeld in stappen, in schema's of met signaalwoorden (het gevolg daarvan is...).

Integreren
In de laatste stap worden er verbindingen gelegd tussen elementen van de nieuwe kennis en de al aanwezige kennis. Het resultaat is een geïntegreerde representatie van het gepresenteerde materiaal, dat wordt vervolgens opgeslagen in het lange termijn geheugen. Het helpt om de verbinding tussen die verschillende elementen te leggen als tekst en beeld samen gepresenteerd worden. Ook 'advance organizers', bekende voorbeelden met dezelfde principes als de nieuwe informatie, helpen om de verbindingen te leggen.

Het constructivisme is er op gebaseerd dat wat er in het hoofd van de lerende gebeurd, belangrijk is. Daarom moet de focus zowel op het product als op het proces liggen. Verder is het doel van constructivistisch leren dat wat je leert, je moet kunnen gebruiken in nieuwe situaties. 'Retention' en 'transfer' is dus allebei van belang. Omdat het proces van selecteren, organiseren en integreren belangrijk is, moet de lerende dit ook kunnen monitoren. Er moet dus ook aandacht zijn voor om deze leervaardigheden te leren.

Voor mezelf is deze bron een kleine eye-opener. Maar al te vaak heb ik geredeneerd vanuit de vorm, terwijl de vorm juist volgt op welk (deel van) leren je beoogt. Dat zal ik bij het ontwerpen van het leerarrangement voor de Master Leren & Innoveren scherp in de gaten moeten houden!

Bron:
Mayer, R. E. (1999). Designing instruction in constructivist learning. In C. M. Reigeluth (Ed.), Instructional-design theories and models: A new paradigm of instructional theory. New Jersey: Mahwah.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten