zaterdag 3 mei 2014

Nog vragen?

Aleid Truijens stelt vandaag in de Volkskrant dat school de wereld van de kinderen moet uitbreiden:
Niet alleen door hen te helpen om 'spontane leervragen' te beantwoorden - het recept van veel didactici -, maar door vragen op te werpen die ze uit zichzelf niet stellen.
Ik wil haar hier niet tegenspreken, integendeel! Graag doe ik er een schepje bij.

Het stellen van vragen door de docent aan leerlingen is een breed geaccepteerd middel om leerlingen te betrekken bij de les. Het is echter niet een makkelijk toepasbaar middel: als je Pietje een vraag stelt is de kans groot dat de rest van de klas al aan het afdwalen is. En als Pietje het niet weet? Dan is er altijd de leerling die direct al zijn vinger omhoog had om het goede antwoord te geven. Hoeveel leerlingen hebben er echt nagedacht? Mwoah. Ik ben bang dat de vraag die uiteindelijk het meest gesteld wordt in het onderwijs deze is: 'zijn er nog vragen?' ('Niet?' 'Ja, Frits?' 'Nee, je mag niet naar de WC.')

Er zijn daar natuurlijk wel oplossingen voor te verzinnen. Kijk bijvoorbeeld maar eens naar 'the classroom experiment'. Denktijd geven, willekeurige beurten, alle leerlingen een whiteboardje, het zijn mogelijkheden om alle leerlingen mee te laten denken en de betrokkenheid te verhogen. Maar is dat echte motivatie? De meeste kinderen zullen door middel van deze vormen een hogere betrokkenheid tonen, maar wellicht alleen omdat ze weten dat ze niet persé overgeslagen zullen worden. Aleid Truijens:
Echt motivatie kan alleen uit de inhoud komen.
Het zullen ongetwijfeld ook mijn oogkleppen (want dit) zijn, maar het lijkt logisch hier de link met nieuwsgierigheid te leggen. Hoe zorg je ervoor dat leerlingen nieuwsgierig worden naar de inhoud, dat ze willen weten? Het mooiste is inderdaad om in te spelen op de 'spontane leervragen', maar geef het de docenten maar te doen! Het proefwerk komt eraan, lang niet iedereen snapt het nog, en dan wordt er ook nog een (best wel interessante!) vraag gesteld die maar zijdelings met de stof te maken heeft. Wat zou jij doen? De tweede optie is om 'vragen op te werpen die ze uit zichzelf niet stellen.' Ook hier: geef het de docenten maar te doen! Probeer maar eens die ene vraag te stellen waarmee je alle leerlingen in gang krijgt. Het lijkt voor docenten ondoenlijk om behalve (bijvoorbeeld) te differentiëren in niveau, ook nog eens elk onderwerp zo aan te vliegen dat er opeens allemaal nieuwsgierige leerlingen in de klas zitten. Terwijl het zo belangrijk is! Nieuwsgierigheid zorgt, behalve bijvoorbeeld voor betrokkenheid, ook voor meer nieuwsgierigheid. Als je kinderen vaak nieuwsgierig maakt worden ze nieuwsgieriger (Kashdan, 2010)! Het effect versterkt de oorzaak, prachtig!

In dat licht is de oproep van Robert-Jan Simons (Ruijters & Simons, 2012) een logische: we moeten leerlingen leren hoe ze zichzelf nieuwsgierig maken. Dat is hier het 'schepje erbij': we moeten ze leren hoe ze die vragen wél uit zichzelf kunnen en gaan stellen. Niet alleen als middel om de leerlingen te interesseren voor het leerdoel dat de docent heeft bedacht. Als 'leren nadenken' een doel van onderwijs is (ja toch?), dan hoort jezelf vragen stellen daarbij.

In mijn zoektocht naar aan nieuwsgierigheid gerelateerde literatuur kwam ik 'the Right Question Institute' tegen. Zij ontwikkelden de Question Formulation Technique (QFT), een stappenplan dat docenten helpt leerlingen de interessante vragen te laten stellen. De techniek helpt de leerlingen om allereerst divergent te denken (bron), het bekijken van meerdere mogelijkheden vanuit meerdere perspectieven.  Dat maakt het, in het licht van 'de wereld groter maken', al erg interessant. Dat de techniek vervolgens helpt om te convergeren is belangrijk voor de doelgerichtheid van leerlingen.

De QFT wordt uitgevoerd in groepjes en bestaat uit zes stappen (bron):

  1. Questionfocus: een stelling / een idee dat het denken van de leerlingen prikkelt en richt. 
  2. Leerlingen genereren vragen: Regels daarbij zijn a) schrijf alle vragen exact zoals ze gesteld zijn op, b) stop niet om te discussieren, c) schrijf zoveel mogelijk vragen op en d) statements moeten omgezet worden in vragen.
  3. Leerlingen verbeteren vragen: leerlingen maken onderscheid in open en gesloten vragen, daarna veranderen ze (minimaal) één open vraag in een gesloten en andersom.
  4. Prioriteiten stellen: leerlingen kiezen uit hun vragen de drie vragen die zij het belangrijkste vinden.
  5. Vervolg plannen: de groepen presenteren de door hen gekozen vragen. Docent en leerlingen werken vervolgens samen om te beslissen hoe deze vragen gebruikt kunnen worden. Als basis voor een artikel of voor een project bijvoorbeeld. 
  6. Reflectie: de docent blikt terug op de gevolgde stappen en de leerlingen vertellen wat ze geleerd hebben door het stellen, verbeteren en prioriteren van hun vragen. Het transparant maken van het proces helpt de leerlingen bij het toepassen van deze techniek in andere situaties. 

Dit lijkt een mooi instrument om alle leerlingen te betrekken bij de les én divergent te laten denken. Om ze nieuwsgierig te maken! Een kritische noot is wel op zijn plek. Want hoe kun je een idee vanuit verschillende invalshoeken bekijken als je de invalshoeken niet kent? En is het verzinnen van een - voor alle leerlingen - prikkelende stelling niet net zo moeilijk als het stellen van die ene goede vraag? Er wordt maar al te makkelijk voorbij gegaan aan het feit dat er een kennisbasis aanwezig moet zijn om bijvoorbeeld nieuwsgierig en creatief te kunnen zijn. Er is een goede manier om daar achter te komen: er mee aan de slag. Als iemand nog ideeën heeft hoe ik het effect van deze techniek (op nieuwsgierigheid? op betrokkenheid? op leren?) kan gaan meten, ik hoor het graag!

Bronnen:
Kashdan, T. (2010). Nieuwsgierig? Houten: Spectrum.

Simons, R. J. (2012). Nieuwsgierigheid. In M. Ruijters & R. J. Simons (Red.),  Canon van het leren (pp. 423-431). Deventer: Kluwer.


2 opmerkingen:

  1. Wat knap dat je iets positiefs kunt maken van een column van Aleid was het eerste dat ik dacht. Ik las het verhaal dus vanuit een ander perspectief. Waar jij het oppakt als nog verder te ontwikkelen las ik: de Nederlandse kinderen zijn de gelukkigste van de wereld en wij als ouders maken ons drukker over dat feit of ze wel gelukkig zijn en of alles wel leuk is. Doordat wij zo opvoeden zijn onze kinderen ook nog eens goedgebekt en moet het allemaal leuk zijn, dus ook het leren.
    Ik denk dat Aleid het dus terecht opneemt voor leraren en zich afzet tegen de ouders en kinderen dat het allemaal "leuk" moet zijn, dus ook school en het leren.
    Wat ik me wel afvraag bij de door jou aangehaalde QFT methodiek.. als je goede vragen stelt en leert stellen, ben je dan ook in staat om op een goede manier de antwoorden te vinden.
    Wanneer je mede eigenaar bent van de vraag, motiveert dat dan voor ook het vervolg of stel je de vraag al vanuit je voorkennis?
    Anders is vragen leren stellen ook een vorm van opleuken van onderwijs en een didactische werkvorm.
    Ik ben een “montessori kind” en verbaas me dus regelmatig over een aantal ontwikkelingen of roep om die ontwikkelingen.
    Het “help mij het zelf te doen” principe dat aan de basis staat van Montessori zou in onderwijs gemeengoed moeten zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ha Karin, mooie vragen stel je! Ik zie in ieder geval:
      - als je goede vragen stelt, kun je dan ook het antwoord vinden?

      Nou... nee. Maar! a) de ontwikkelaars van de QFT beweren dat je van het proces van vragen stellen ook al iets leert (moet het boek nog bestellen), b) onderzoek vanuit nieuwsgierigheid levert ook al wat op, al vindt je het antwoord misschien niet en c) daarom is de docent ook zo belangrijk, om te ondersteunen en te begeleiden in het 'onderzoek doen'. Verder is de docent ook belangrijk om niet alleen het product (antwoord op de vraag) te bespreken, maar ook het proces (wat heb je allemaal wel ontdekt/geleerd).

      - als je mede eigenaar bent van de vraag, motiveert dat dan voor ook het vervolg of stel je de vraag al vanuit je voorkennis?

      Deze vraag snap ik niet helemaal denk ik. Ik begrijp hem als twee delen: motiveert het meer als de vraag van jezelf is? Stel je een vraag vanuit je voorkennis?

      Een vraag die je zelf gevonden hebt, motiveert zeker meer. Check alle literatuur over eigenaarschap. Over de vraag vanuit voorkennis. Leerlingen blijven vaak heel dicht bij wat ze al weten (wat zijn pony's?), de kunst voor de docent is dus inderdaad om ze verder te laten denken (verzin een vraag die met 'hoe' begint). Zoiets.

      Over 'help me het zelf te doen': nieuwsgierigheid heeft grote voordelen voor leren (aandacht, betrokkenheid, openheid), dat icm het feit dat als je vaak nieuwsgierig wordt gemaakt je zelf nieuwsgieriger wordt, is het van belang voor het onderwijs om daar (minimaal!) aandacht voor te hebben. Als het belangrijk is voor leren, en onderwijs bereidt voor op een leven lang leren? Dat betekent ook dat we leerlingen dus moeten leren hoe ze zichzelf nieuwsgierig maken > hoe stel je jezelf interessante en waardevolle vragen?

      Dus: alleen maar opleuken? Zeker niet! Help me het zelf te doen? Ja!

      Verwijderen