dinsdag 24 november 2015

Het prachtige risico van (bewegings)onderwijs

In de laatste editie van Lichamelijke opvoeding (het vakblad van de KVLO) staat het artikel De bodem voor mijn visie van Martinus Waal. Hij is op zoek naar "filosofische overwegingen die rekening houden met de onmogelijkheid om bewegen echt te begrijpen" (pag. 13). Die overwegingen vindt hij in Het prachtige risico van onderwijs van Gert Biesta. Het artikel is een prachtige voorzet om op een diepere manier na te denken over ons vak. Bij het lezen schuurt er echter ook iets. De vergelijkingen die worden gemaakt tussen de drie onderwijsdomeinen (kwalificatie, socialisatie en subjectivering) en bekende 'drieslagen' in het bewegingsonderwijs (zoals bewegen verbeteren, bewegen regelen en bewegen beleven), lijken bijvoorbeeld enigszins scheef. Om dit echter goed te kunnen duiden, zal ik eerst zelf het diepe in moeten.


In alle eerlijkheid, ik heb bijzonder veel moeite om Gert Biesta goed te 'verstaan'. Zinnen als
Hoewel Todd benadrukt dat wat Levinas bedoelt met 'de ander' niet simpelweg 'een sociologische "ander" is, die wordt gemarginaliseerd of benadeeld', nog 'een andere persoon is die, als een subject, op mij lijkt, en hoewel ze daarnaast ook Levinas citeert die stelt dat 'de ander is wat ik niet ben', lijkt de ander die het zelf transcendeert in deze discussie enkel als een menselijke ander te figureren, oftewel als leraar of als iemand van wie wij kunnen 'leren om te worden'. (Biesta, 2015, pag. 76-77)
helpen daar niet echt bij. Gelukkig schrijft Biesta her en der (Hier bijvoorbeeld) ook wat makkelijker en zijn er mensen die hem (hopelijk) wel goed begrijpen (o.a. hier en hier). Ondanks mijn moeite met 'verstaan', vind ik de ideeën van Biesta erg aantrekkelijk. Ik heb als vakdocent sport&bewegen altijd het gevoel gehad iets te missen in mijn (benadering van) mijn vak (bijvoorbeeld in de rol die beoordelen speelt) en het idee van Biesta over goed onderwijs lijkt die leemte te kunnen vullen. Nu dus maar eens met de billen bloot. Ik zal, met behulp van anderen, trachten te verwoorden hoe ik Biesta versta en hoe dat de visie op mijn vak verrijkt. Daarmee keer ik uiteindelijk weer terug naar het artikel dat de aanleiding was voor deze blog.

Goed onderwijs
'Opbrengstgericht onderwijs', 'meten is weten', evidence-based werken: Het lijken pogingen om onderwijs om te vormen tot een machine: doen wat werkt op weg naar een zekere uitkomst. Gert Biesta betoogt dat de vraag naar het waarom van onderwijs hierdoor aan het verdwijnen is uit de onderwijsdiscussie. Het gaat teveel over wat mogelijk is in plaats van wat er wenselijk is. Dat is zorgelijk omdat het wat en hoe nooit ingevuld kunnen worden zonder een degelijk waartoe. Zelf pleit Biesta dat doelen van het onderwijs altijd drie domeinen behelzen: kwalificatie, socialisatie en subjectivering. Hierbij gaat het domein van kwalificatie over het opdoen van kennis en vaardigheden, de kern in vele scholen. Het domein van socialisatie gaat over het kennismaken met tradities in de breedste zin van het woord, bijvoorbeeld cultureel en professioneel. Het domein van subjectivering gaat over de ontwikkeling en vorming van het individu tot "zelfstandig, moreel, verantwoordelijk en bovenal volwassen persoon" (Biesta in 3000 jaar denkers over onderwijs, p. 28). Die vorming wordt altijd gezien in relatie tot de ander en het andere. Biesta noemt de school niet voor niets een 'oefenplaats voor volwassenheid'.
Goed onderwijs streeft altijd naar een balans tussen deze drie domeinen, waarbij een probleem is dat je niet kan aangeven wat de balans zou moeten zijn. Dat zou steeds bepaald moeten worden in relatie tot specifieke kinderen in specifieke situaties. Dat lijkt ook de basis te zijn voor Biesta om te pleiten voor een 'terugkeer' van de pedagogiek in het onderwijs, waarbij het in situaties gaat om het kunnen maken van de juiste keuze in het belang van het kind. Een tweede probleem is dat doelen uit de verschillende domeinen elkaar nogal eens tegenwerken. Een kind-gerichte benadering die subjectivering als belangrijkste domein ziet, zal wellicht ten koste gaan van de kwalificatie. In goed onderwijs wordt dan ook voortdurend de afweging gemaakt welke gevolgen keuzes hebben voor de doelen in alle drie de domeinen.

Het prachtige risico
Waar onderwijsbeleid er soms op gericht lijkt te zijn onzekerheid uit het onderwijs te bannen, gaat dit voorbij aan het mens-zijn van het kind. In het onderwijs gaat het niet om testen en cijfers, maar juist om mensen en relaties. Daarbij gaat het er juist om om niet voorbij te gaan aan dat mens-zijn, maar om "mogelijkheden te creëren tot dialoog" (Biesta, 2015, p. 18). Daar voor openstaan betekent toegeven aan onzekerheid. Maar: "Onderwijs kan alleen slagen door middel van zwakke verbindingen van communicatie en interpretatie, van interruptie en respons, ..." (Biesta, 2015, p. 19). Dat betekent niet zozeer dat je als leraar je moet richten op de leerling, maar op je relatie en interactie met de leerling. Dát is waar onderwijs plaats vindt. Als leraar moet je dus elke keer weer, in die specifieke situatie met dat specifieke kind, besluiten wat je daarvoor moet doen. Toegeven aan deze openheid betekent dat we minder kunnen voorspellen wat onderwijs 'oplevert', wat een risico is. Het is echter een prachtig risico omdat juist die openheid, de dialoog tussen leraar en leerling, onderwijs tot onderwijs maakt.

Bewegen
In ons vakwerkplan op het AOC Oost staan in de visie op ons vak de 'vier sleutels van bewegen' beschreven: Bewegen beleven, bewegen regelen, bewegen beleven en gezond bewegen. Ook ik zie een hele duidelijke koppeling met de drie domeinen van Biesta, al leg ik wel iets andere relaties dan Martinus Waal. Bewegen leren, bewegen regelen en gezond bewegen valt imho onder kwalificatie. Je wordt vaardiger in de verschillende domeinen van bewegen (bijvoorbeeld spel, atletiek en turnen) en leert spelregels en vaardigheden zodat je bijvoorbeeld kunt optreden als scheidsrechter. Socialisatie komt veelal impliciet voor en soms expliciet. Gemengd sporten is een voorbeeld van impliciete socialisatie, het groeten bij judo een expliciete vorm. Maar in feite valt veel van ons handelen binnen dit domein. Manieren van met elkaar omgaan, de wijze van beoordelen, het zegt allemaal iets over hoe het 'hoort'. Tussen bewegen beleven en subjectivering vallen mooie parallellen te trekken. De SLO geeft aan dat bewegen beleven moet leiden tot vragen als "Kan ik dit? Wil ik dit? Als ik dit kies, wat vinden anderen daarvan? Wat doe ik daar dan mee? Wat zijn de mogelijkheden in mijn omgeving?". Het gaat hier net als bij subjectivering om de mogelijkheden van het individu in relatie tot de ander en het andere, waarbij ook de wenselijkheidsvraag doorschemert: dat wat mogelijk is, is dat ook wenselijk?

Waartoe
Het domein van kwalificatie is bij sport & bewegen een interessante. Want waarvoor kwalificeren wij leerlingen? Er zijn in ons vakgebied geen (harde) referentiekaders. Er is geen eindniveau bewegen en een slechte beweger is niet ongeschikt voor de maatschappij. Toch ligt hier vaak de nadruk op (om eerlijk te zijn: bij ons in ieder geval). Maar betekent het ook dat hoe vaardiger je wordt in bewegen en het regelen van bewegen, des te gekwalificeerder je bent? Nee. Zoals Gert Biesta laat zien heeft het onderwijs drie doeldomeinen. Bovenliggend moet het echter ook gaan over de bedoeling* van onderwijs. In de zienswijze van Biesta gaat het in onderwijs om enerzijds de wereld in onze leerlingen te krijgen, maar ook om leerlingen te helpen de verbinding met de wereld aan te gaan en zo zelf in de wereld te komen (Biesta, 2015, p. 20)Voor wat betreft sport & bewegen is het de bedoeling dat leerlingen actief gaan deelnemen aan bewegen en sport op een verantwoorde manier. We willen graag dat ze een bewuste keuze kunnen maken voor activiteiten die bij ze passen. In het licht van die bedoeling hebben alle drie doeldomeinen hun functie. We willen leerlingen een brede blik geven op sport en bewegen en hun mogelijkheden daarin. Vaardiger worden in bewegen is daar onderdeel van. Het uitvoeren van een taak als scheidsrechter of het organiseren van een toernooi ook. Leren omgaan met winst en verlies. Je tegenstander een hand geven na de wedstrijd. Maar ook zicht krijgen op je eigen motieven om te bewegen:
Vorige week maandag rijden er drie leerlingen met me mee naar school. We zijn bij een dansstudio geweest om te hiphoppen. Een uur lang zijn we bezig geweest om een dans te leren. Met wisselend succes... (ik ga nogal eens de verkeerde kant op). Ik peil een beetje wat ze er van vonden en waarom. "Ik vond het echt leuk", zegt er één, "ik vind het leuk om op muziek te bewegen en het gaat nu eens een keer niet om winnen". 
Balans
Het meisje in bovenstaand voorbeeld was echt niet de beste (naar de norm van deze dans) danser. Maar een beter resultaat van dit uurtje dansen had ik me niet kunnen wensen. Vaardiger worden heeft uiteraard zijn functie: je ontdekt je mogelijkheden en het motiveert als je ergens beter in wordt. Maar als de balans doorslaat heeft het negatieve gevolgen voor de andere domeinen: stel dat ik dit meisje had beoordeeld op haar niveau van dansen. Regelmatig uit de maat, niet heel erg expressief: een zesje. Ook dat leert haar iets, namelijk dat 'goed' dansen belangrijk is, ze zelf matig danst en er wellicht beter mee kan ophouden. Raken de drie doeldomeinen op deze manier uit balans, dan raakt de bedoeling uit zicht en is het resultaat slecht onderwijs.

Openheid
Martinus Waal maakt een parallel tussen de openheid zoals Biesta dat beschrijft en de openheid van bewegen: "Welke overwegingen er in de les meespelen om een keuze te maken tussen de drie domeinen is net zo 'onbegrijpelijk', als de keuze die ik maak tijdens een basketbalspel om de bal op 'speelse wijze' af te spelen" (Waal, 2015, p. 14). Ik weet niet of ik het volledig eens ben met deze 'onbegrijpelijkheid'.
Tijdens de lessen judo staat cultuur (groeten, respect voor elkaar) en vaardigheid (in balans blijven, de ander uit balans brengen) centraal. Overal wordt vrolijk gestoeid, maar één jongetje doet niet mee. Hij vindt het vervelend om aangeraakt te worden. 
Ik denk dat geen enkele leraar sport & bewegen in dit geval een onbegrijpelijke keus zal maken. Althans, ik hoop het. Ondanks de snelheid van alle opeenvolgende situaties in de les waarin je besluiten moet nemen, denk ik dat je dat - op basis van ervaring, intuïtie en pedagogische tact - bewust doet. Het probleem is dat je nooit weet of het de beste keuze is geweest. De dubbele openheid, die van de dialoog en die van het bewegen zorgt ervoor dat we - als vak met een bedoeling - niet veel meer kunnen dan bemoedigen*. Momenten creëren waarop kinderen op hun eigen niveau bewegen - en wat daarbij hoort - kunnen ervaren. Laten we ze in die momenten bemoedigen om zo te ontdekken: waar ze goed in zijn, waar ze minder goed in zijn, dat het best mogelijk is om plezier te hebben in iets waar je niet zo goed in bent, wat ze belangrijk vinden (bijv. sportiviteit, buiten sporten, ...) dat bewegen zwaar kan zijn, bevredigend, ontladend, frustrerend, uitdagend, moeilijk en gaaf! Deze ontdekkingstocht is vol gevaren. Van blessures tot onsportieve teamgenoten, maar ook een demotiverende beoordeling: alles draagt bij aan de manier waarop leerlingen zichzelf zien in relatie tot sport en bewegen. Laten we dus zorgen dat de accenten die we leggen en de manier waarop we met leerlingen omgaan zorgvuldig zijn: met oog voor de bedoeling van ons vak, met oog voor balans tussen de drie doeldomeinen en met veel oog voor de leerling.


*Ergens zag ik een onderscheid tussen de bedoeling en de doelen van onderwijs. In mijn herinnering schreef ik dit onderscheid ook aan Biesta toe, maar navraag leert dat de term toe te schrijven is aan Wouter Hart (De verdraaide organisatie). Wat ik wel zeker weet: daar heb ik het niet van. De term spreekt me wel erg aan omdat het overstijgt wat ons zicht soms belemmert: kinderen moeten leren rekenen en spellen! Nee, computational thinking is veel belangrijker! Enzovoort.

*De term bemoedigen is met dank aan Hartger Wassink.


Bronnen:
Biesta, G. J. J. (2015). Het prachtige risico van onderwijs. Culemborg: Uitgeverij Phronese.
Sissing, H. (Red.) (2015). 3000 jaar denkers over onderwijs. Amsterdam: Boom Filosofie.
Waal, M. (2015). Op welke bodem groeit mijn visie. Lichamelijke opvoeding, 9, (p. 12-14)














Geen opmerkingen:

Een reactie posten