zondag 30 maart 2014

Nieuwsgierig?!

Afgelopen januari deed ik een posterpresentatie voor een groepje medestudenten, een onderzoekster van de universiteit van Wageningen en Astrid Schat, een alumnus van de Master Leren & Innoveren. Enthousiast vertelde ik over mijn ambitie (onderwijs waarin leerlingen een onderzoekende houding ontwikkelen) en de rol van nieuwsgierigheid daarin. Waar ik zelf nogal overtuigd was van de logica van mijn verhaal bleven mijn toehoorders een beetje moeilijk kijken.

"Wat is je probleem eigenlijk?" 
"Hoe kun je nu al focussen op nieuwsgierigheid als je probleem nog niet duidelijk is?" 
"Hoe kun je zo stellig zijn over het verband tussen een onderzoekende houding en nieuwsgierigheid?"
"Euh..."

Er werden twee belangrijke punten aan mijn to-do lijst toegevoegd: het probleem in mijn praktijk beter beschrijven en bewijzen dat nieuwsgierigheid een rol zou kunnen spelen in het oplossen daarvan. Het probleem ben ik beter in kaart gaan brengen door observaties te doen en met collega's in gesprek te gaan. Gelukkig kon ik me voor het thema Leerpsychologie volledig op nieuwsgierigheid storten: wat betekent nieuwsgierigheid voor het leren van mijn leerlingen? 

Wat is nieuwsgierigheid eigenlijk?
In de literatuur vliegen de verschillende termen je om de oren:
- perceptual curiosity en epistemic curiosity (Berlyne, 1954)
- sensory curiosity en cognitive curiosity (Malone, 1980)
- curiosity-as-a-feeling-of-deprivation en curiosity-as-a-feeling-of-interest (Litman, 2005)
- intellectual curiosity (Von Stumm, 2011)

Over het algemeen kun je twee verschillende soorten nieuwsgierigheid onderscheiden. Nieuwsgierigheid als een gevoel van onzekerheid, van niet weten. Daarnaast kun je nieuwsgierigheid omschrijven als het verlangen naar ervaring en het onbekende. 

Kashdan (2010) omschrijft nieuwsgierigheid als een persoonskenmerk. Iedereen is nieuwsgierig, al verschilt men onderling wel in intensiteit, frequentie, duurzaamheid, breedte en diepte van nieuwsgierigheid. Dat betekent dat nieuwsgierige mensen sterkere gevoelens van nieuwsgierigheid hebben, vaker nieuwsgierig zijn, dat langer blijven en er veel is wat ze nieuwsgierig maakt. Zijn belangrijkste inzicht is dat nieuwsgierigheid ontwikkelbaar is: door iemand vaak nieuwsgierig te maken wordt die persoon nieuwsgieriger!

In mijn paper voor het thema Leerpsychologie heb ik nieuwsgierigheid uiteindelijk omschreven als een toestand van 'meer willen weten'. 

Op deze manier is nieuwsgierigheid ook onlosmakelijk verbonden met onderzoek in de breedste zin van het woord. Of het gedrag dat volgt op het gevoel van nieuwsgierigheid nu bestaat uit denken, experimenteren of lezen, het gedrag is bedoeld om meer te weten te komen over datgene dat je nieuwsgierigheid heeft gewekt. Nieuwsgierigheid is echter wel meer dan de behoefte aan een antwoord, aan zekerheid. Het onderscheid zit erin dat nieuwsgierig onderzoek niet alleen antwoorden oplevert maar vooral ook meer mogelijkheden tot onderzoek: hoe meer je weet, hoe meer je ook niet weet!

Wat nu?
De voordelen van nieuwsgierigheid maken het belangrijk voor onderwijs. Nieuwsgierige leerlingen betekenen leerlingen die 'willen weten'. Kashdan (2010) haalt bovendien onderzoek aan dat laat zien dat de mate van nieuwsgierigheid een betere voorspeller is van succes op school dan intelligentie. In combinatie met het gegeven dat we niet kunnen denken in de trant van niet-nieuwsgierige en nieuwsgierige kinderen (iedereen is in een bepaalde mate nieuwsgierig en nieuwsgierigheid is te ontwikkelen!) maakt nieuwsgierigheid tot een belangrijk thema op school. Simons (2012) pleit zelfs voor een nieuwsgierigmakende school waar alles tot doel heeft om de leerlingen nieuwsgierig te maken. Dat is wel even een andere kijk dan nieuwsgierigheid als middeltje om leerlingen 'bij de les' te houden. 

Voor mijn onderzoek zijn dit nu de volgende stappen:
1. Wat in de leeromgeving van de leerlingen heeft invloed op de nieuwsgierigheid van de leerlingen?
2. Hoe ziet een nieuwsgierige leerling eruit?

Mijn onderzoek tot nu toe heeft al aardig wat aanknopingspunten opgeleverd wat betreft deze twee. De invloed van de nieuwsgierige docent bijvoorbeeld (Engel, 2013). En hoe nieuwsgierigheid in deze blogpost van Dick van de Wateren wordt omschreven: het kunnen stellen van waardevolle, interessante vragen.

Ik word alleen maar nieuwsgieriger naar nieuwsgierigheid en wat het kan betekenen voor het onderwijs. Ik hoop dat er al lezers zijn (überhaupt) die hier een eigen mening over hebben!


Bronnen:
Berlyne, D. E. (1954). A theory of human curiosity. British Journal of Psychology, 45(3), pp. 180-191.

Engel, D. (2013. The case for curiosity. Educational Leadership, 70(5), pp. 36-40.

Kashdan, T. (2010). Nieuwsgierig? Houten: Spectrum.

Litman, J. A. (2005). Curiosity and the pleasures of learning. Cognition and Emotion, 19(6), pp. 793-814.

Malone, T. W. (1980). What makes things fun to learn? Gevonden op http://cci.mit.edu/malone/tm%20study%20144.pdf

Simons, R. J. (2012). Nieuwsgierigheid. In M. Ruijters & R. J. Simons (Red.), Canon van het
leren (pp. 423–431). Deventer: Kluwer.

Von Stumm, S., Hell, B., Chamorro-Premuzic, T. (2011). The hungry mind. Perspectives on Psychological Science, 6(6), pp. 574-588.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten